Home > Work > De vriendschap

De vriendschap QUOTES

7 " Voor verslavingen moet je geen excuses zoeken, maar motieven. Excuses zoek je om geen spijt en schuld te hoeven voelen, maar een speurtocht naar jouw eigen motieven leidt je juist naar het hart van je schuld en daar, op die rare plek waar het duister is van onbegrip, pijn en ontkenning, daar ligt het enige terrein waar je de mogelijkheid geboden wordt om je schuld te veranderen in kennis. Met kennis valt te leven, met schuld niet.
De meeste mensen geloven dat dat halfzachte spreekwoord, wat niet weet, wat niet deert, dat dat ook voor jezelf opgaat, maar zo werkt het niet. Wat je over iemand anders niet weet, dat weet je niet en zolang je het niet weet kan het je ook geen pijn doen, dat is zo klaar als een klontje, maar je weet in zekere zin alles van jezelf. Dat is ook logisch, want jij bent de enige die zijn eigen leven helemaal in zijn eentje meemaakt en daar weet van zou kunnen hebben. Bij jou ligt iedere minuut van een leven opgeslagen, hoe dan ook. Bij wie anders? Dat maakt mensen op zijn minst nog interessant, dat ze een vat van wetenschap vormen van tenminste een leven, hun eigen.
Waar het nu eigenlijk allemaal om draait is de manier waarop je weet hebt van jezelf, dat is het belangrijkste. Sommige mensen weten niks van zichzelf. Ze hebben de enige echte wetenschap en geschiedenis niet tot hun beschikking en kunnen ze niet lezen, omdat ze die op de foute plek bewaren.
Schuld is zo’n wetenschap over jezelf die op de verkeerde plaats in je archief is opgeslagen. Ze is dan geen kennis van de schuld, maar ze heeft de vorm aangenomen van iets anders dan woorden, waardoor je er niks mee kunt en er alleen maar dik van wordt, of chagrijnig of lusteloos.
Kennis hoort thuis in de geest, waar anders? Ik zou niet weten waar de woorden anders konden verblijven dan in de geest. Ze lijken op geest en op ziel en op dat andere ontastbare, waarvan je weet dat je het hebt, maar dat je niet kunt zien en waarover je bijna niet kunt praten.
Zo zie ik het.
En daarom krijgt ook alle kennis die je eigenlijk over jezelf zou moeten hebben en die niet in die onzichtbare vorm van woorden in jouw ziel mag wonen, een andere gedaante, een zichtbare en een lastige, bijvoorbeeld een kilo overtollig vlees aan je lichaam of iets anders waaronder je lijdt en wat je met je meesleept en waarvan je niet weet waarom je het hebt, maar wat iedereen aan jou kan zien, omdat het ervoor zorgt dat je altijd dezelfde domme fouten maakt. "

Connie Palmen , De vriendschap

19 " Manus eet niks,' zei ik tegen mijn moeder en ik vroeg of ik wat brood mocht nemen en wat melk, om hem te voeren. Alles mocht. Met een schoteltje vol keurig vierkant blokjes doorweekt brood, toog ik weer naar de garage, prikte een stuk brood aan het uiteinde van een twijg en stak Manus het voedsel toe.
'Eet,' zei ik.
Hij reageerde niet. Het brood dat ik tegen zijn snavel aanduwde, liet los en bleef hangen, wat er slordig en vies uitzag en ook extra zielig. Omdat hij zich tot dan toe niet verroerd had, durfde ik mijn hand uit te steken en hem aan te raken, door met de top van mijn wijsvinger zijn kop te strelen.
Hij liet het toe en daardoor hield ik opeens veel meer van hem dan daarvoor. Het was een prachtige vogel en hij zou mijn onafscheidelijke metgezel worden. Zittend op mij schouder nam ik hem overal mee naar toe en als hij een eindje ging fladderen, bleef hij altijd dicht bij mij in de buurt. Cirkelend boven mijn hoofd hield hij mij nauwlettend in het oog. Als kauw kon hij gemakkelijk praten met andere vogels en hij vertelde hun dat hij bij mij hoorde. Alle vogels wilden vanaf dat moment ook wel bij mij horen, maar voor mij kon er maar een de eerste zijn en de eerste was Manus en dat namen ze ook voor lief. Wel spraken ze onderling af dat, waar ter wereld ik mij ook bevond, iedere vogel mij zou beschermen, omdat ik de vogelvrouw was en hun taal begreep. Soms vlogen hele zwermen boven mijn hoofd, die mij allemaal herkenden en vanuit de lucht volgden. Ook op de speelplaats. Als ik in de klas zat en door het raam naar buiten keek, zat het muurtje vol met vogels, die daar wachtten tot ik uit school kwam en zij mij naar huis konden volgen. Alle kinderen wisten dat het mijn vogels waren en ze begrepen ook dat ik daarom geen mensen nodig had, want ik was van de vogels. "

Connie Palmen , De vriendschap