Home > Work > 533. Een dagenboek

533. Een dagenboek QUOTES

1 " Zelf heb ik Frisch één keer ontmoet, in Edinburgh. Wat weet ik daar nog van? Niet veel.
Met Mulisch en Reve was ik de Nederlandse delegatie bij een groot schrijverscongres.
1962. Vier jaar voor hij aan dat dagboek zou beginnen. Hij was niet groot, en had een bril met een zwaar montuur en zoiets als dubbele glazen, waardoor het leek of de ogen vergroot werden. Ik was negenentwintig, en het enige dat er van mij vertaald was kon hij niet gelezen hebben. Maar je bent aanwezig, dus misschien ben je wel wat. Van Harry was toen ook nog niet veel vertaald, maar hij had zijn allure mee, en straalde een onmetelijke zekerheid uit. We stonden met Frisch aan de bar, wat we besproken hebben is vervlogen. Frisch had een behoorlijke slok op, amuseerde zich, en liet ons praten. Harry sneed door een menigte met die neus als een schegbeeld, misschien heeft Frisch dat wel opgeschreven. Ontmoetingen met schrijvers die je niet kunt lezen hebben altijd iets spannends, omdat er niets te bewijzen valt. Henry Miller liep er rond, Angus Wilson, Stephen Spender, Normal Mailer, beroemde Schotten waar wij nog nooit van gehoord hadden, je hoort erbij maar je bent niemand en god weet wat je geschreven hebt in die rare taal van je, en iedereen is vriendelijk. Ik voelde me zoals een van de onnozele kinderen in het voorgeborchte, nog niet gezondigd, wachtend op de hemel die misschien wel een hel is. Eén beeld is me altijd bijgebleven. In een zaal waar al die beroemdheden rondliepen zat een adellijke Schotse familie in kilts met de kleuren en ruiten van hun clan. Ze hadden schoenen met zilveren gespen, en een dolk met een zilveren gevest in een wollen kniekous gestoken. Smokingjasjes op die rokken, een zwartglanzende vlinderdas, ridderordes.
Geen ogenblik keken ze op naar de eventuele beroemdheden, al ze die al kenden. Ze zaten daar als atavistische beelden in een feodale oase, werden van achteren bediend door mensen die ze niet aankeken, en waren zichzelf volstrekt genoeg. Het is een halve eeuw geleden en ik weet het nog. "

Cees Nooteboom , 533. Een dagenboek