24
" The Wall had turned their street into a cul-de-sac where children roller-skated. Then in 1990 the Wall was cleared away piece by piece, and each time a new crossing point was opened, a crowd of emotional West Berliners punctually gathered, eager to bid a warm welcome to their brothers and sisters from the East. One morning, he himself became the object of these tearful welcomes: the East Berliner who’d lived on this street that had been cut in half for twenty-nine years, crossing over on his way to freedom. But he hadn’t been on his way to freedom that morning, he was only trying to get to the University, punctually taking advantage of the S-Bahn station at the western end of his newly opened street. Unemotional and in a hurry, he’d used his elbows to fight his way through this weeping crowd — one of the disappointed liberators shouted an insult at his back — but for the very first time, Richard got to school in under twenty minutes. "
― Jenny Erpenbeck , Go, Went, Gone
27
" Die Freude an dem, was am richtigen Platz ist, was nicht verloren geht, was auf die richtige Weise gehandhabt wird und nicht verschwendet, die Freude an dem, was gelingt, ohne ein anderes am Gelingen zu hindern, ist, so sieht er das, in Wahrheit die Freude an einer Ordnung, die nicht von ihm errichtet, sondern von ihm nur gefunden werden muss, die außer ihm liegt, und ihn gerade deshalb verbindet mit dem, was wächst, fliegt oder gleitet, ihn dafür zwar von manchen Menschen entfernt, aber das ist ihm gleich. "
― Jenny Erpenbeck , Go, Went, Gone
36
" Home! he'd cried out like a child that would give anything not to be seeing what it was seeing, but precisely in this one brief moment in which he hid his face in his hands, as it were, even the dutiful German official had known that home would never again be called Bavaria, the Baltic coast or Berlin, home had been transformed into a time that now lay behind him, Germany had been irrevocably transformed into something disembodied, a lost spirit that neither knew nor was forced to imagine all these horrific things. H-o-m-e. Which thou must leave ere long. After he had swum his way through a brief bout of despair, the German official had applied to retain his post. those others, though, the ones who had fled their homeland before they themselves could be transformed into monsters, were thrust into homelessness by the news that reached them from back home, not just for the years of their emigration but also, as seems clear to her now, for all eternity, regardless of whether or not they returned. "
― Jenny Erpenbeck , Visitation
39
" To investigate how one makes the transition from a full, readily comprehensible existence to the life of a refugee, which is open in all directions — drafty, as it were — he has to know what was at the beginning, what was in the middle, and what is now. At the border between a person’s life and the other life lived by that same person, the transition has to be visible — a transition that, if you look closely enough, is nothing at all. "
― Jenny Erpenbeck , Go, Went, Gone
40
" Een arts kan heel in het algemeen de mensheid proberen te dienen, maar het staat hem uiteraard ook vrij zich alleen in dienst te stellen van een bepaald deel van de mensheid. Een zekere dr. Thaler bijvoorbeeld had ongeveer tweehonderd jaar geleden in Wenen de uit Nigeria afkomstige Soliman na diens dood met de toestemming van keizer Franz de huid afgestroopt, had de man die in een veldslag het leven van de vorst van Lobkowicz had gered, een neger genaamd Soliman, de huid afgestroopt, had de leraar van de vorsten van Liechtenstein, een zwarte genaamd Soliman, de huid afgestroopt, had de vrijmetselaar van de loge De Ware Eendracht, een Moor genaamd Soliman, de huid afgestroopt, had bij wijze van spreken de broeder van de vrijmetselaars Mozart en Schikaneder, de borg van de naar opname in de loge strevende wetenschapper Ignaz von Born, een Afrikaan genaamd Soliman, de huid afgestroopt, had een gehuwde Wener, die zes talen vloeiend sprak, wiens dochter later getrouwd was met baron Von Feuchtersleben en wiens kleinzoon Eduard in het begin van de negentiende eeuw naam maakte als dichter, de huid afgestroopt, had een gezien man uit de hogere Weense kringen, die lang geleden weliswaar een Afrikaans kind was geweest, genaamd Soliman, de huid afgestroopt, had een mens die in het begin van zijn leven op de slavenmarkt was ingeruild voor een paard en later was doorverkocht naar Messina, genaamd Soliman, om kort te gaan: een voormalige slaaf van een laag ras genaamd Soliman de huid afgestroopt. Hij had de huid daarna gelooid, op een corpus van hout gespannen en, tegen de wens van diens dochter, die verzocht 'de huid van haar vader aan haar te overhandigen teneinde hem volgens de regels ter aarde te kunnen bestellen', tegen de wens van die dochter haar opgezette vader ter stichting van het Weense publiek in een vitrine op de vierde verdieping van het Keizerlijk Naturaliënkabinet gezet. Het veren rokje waarmee de Moor was uitgedost, was - wetenschappelijk niet geheel correct - afkomstig van Zuid-Amerikaanse indianen, maar het exotische aspect van het preparaat kwam daardoor veel beter tot zijn recht.
Heel even stelde Richard zich voor dat in een vitrine in het staatsmuseum van Caïro bijvoorbeeld de opgezette archeoloog Heinrich Schliemann zou staan, gekleed in een Spaans stierenvechterskostuum of in Mongoolse klederdracht van schapenleer en zijde. "
― Jenny Erpenbeck , Go, Went, Gone