Home > Author > Machteld Siegmann
1 " Leie: Nu en dan steekt het kleine verlangen de kop weer op en daarmee de hoop, dan gaat Dirk achter me liggen en duwt zijn knieën in mijn knieholten en rust ik in zijn armen als een komma in plaats van een punt tot ik het niet meer verdraag, tot ik hem niet meer verdraag en mezelf niet, tot de gevechten weer beginnen en alles moet sneuvelen.Als het heel moeilijk wordt denk ik aan het kind dat zomaar gekomen is, dat er nog iets voor me in het verschiet ligt en dat ik moet doorgaan en niet versagen. "
― Machteld Siegmann , De kaalvreter
2 " Dirk: Ik ben toen een eind het land in gelopen, er hing een klamme vochtige damp boven en de kraaien roerden zich, ik heb mijn vuist geheven en hem daarboven met een vloek aangeroepen en gewacht wat hij zou doen en er kwam een stilte. Er kwam een stilte en het was niet de stilte van iemand die er niet was. Op de achterkant van de paardenstal staan nog steeds mijn naam en die van hem, zwart op verblekend zwart. "
3 " Dus ben ik boos op God, hoewel hij al lang in mij gestorven is, maar ik moet toch iemand de schuld geven want alle schuld zelf dragen kan ik niet. Ik doe alsof hij er is en sla hard tegen de binnenwanden van mijn hoofd, zodat hij me horen kan. "
4 " Je moet niet steeds weglopen, zei Luit, en ze dacht: ik loop niet weg, ik laat me vinden. "
5 " Dat degene komt die je verwacht hebt al die tijd en dat je je dan afwendt en je oren dichtdoet, gewoon omdat het niet bevalt, omdat het heel anders is dan je had gedacht.Dat ze helemaal tevergeefs voor jou stad en land heeft afgereisd met een hoofd vol littekens. Zou je God herkennen als hij langskwam? Of zou je je ook van hem afwenden omdat het niet om aan te zien is: een oude van dagen, afgesneden van het land der levenden, iemand met een last die te zwaar is. Te bedenken dat alles wat van mij is overgebleven voor die deur is afgezet. "
6 " Dirk: Het paard knippert niet eens. Het weet alles al, alles wat er te weten valt. Terwijl steeds meer dingen mij vreemd voorkomen de laatste tijd. Zoals ik hier aan God sta te denken. Ik wrijf over zijn neus en opeens denk ik: kun je door gewoon niet meer mee te doen wel een einde maken aan een gevecht? Dat hij daarboven nog steeds klappen uitdeelt. Dat hij wacht tot ik weer op mijn benen ga staan en het gevecht weer aanga.Het vreemde in mijzelf. Ik pak mijn kwast en schrijf mijn naam naast die van hem. "