Home > Author > A.F.Th. van der Heijden
1 " Liefde of geen liefde, bloed van mijn bloed of niet - altijd is de ander van meet af aan dood, terwijl 'ik' de vloek van het leven draag. (...) Het menselijk bedrijf is één grote onderwereld, waarvan de bewoners jou, het enige ikwezen, in hun dode armen proberen te sluiten. Ze bewegen, maar als schimmen. (...) Wie de liefde zoekt, zoekt op voorhand Euridyce. "
― A.F.Th. van der Heijden , Asbestemming
2 " Aldus werd hij vanzelf een Bekende Nederlander, zoals de bovenlaag van culturele volksvertegenwoordigers heette die waren aangeraakt door het televisielicht. "
― A.F.Th. van der Heijden , Kwaadschiks (De tandeloze tijd #6)
3 " Wij doden de tijd, de tijd doodt ons. "
― A.F.Th. van der Heijden
4 " Natuurlijk heb ik er in de loop van de jaren vaak over nagedacht: wat het betekende te leven, te ademen, te bewegen. Over het bewustzijn dat in me geplant was, en wel uitgerekend in mij. Over het wonder van de bezieling.Maar ook voor de onverbeterlijke bespiegelaar geldt dat hij het leven doorgaans als iets vertrouwds en vanzelfsprekends beschouwt. Je kunt niet over elke ademtocht nadenken, want dan stik je. "
5 " Niets is erger dan de herhaling van iets dat bij eerste optreden al voortreffelijk was. Het betekent de vernieting van de voortreffelijkheid. "
― A.F.Th. van der Heijden , Het leven uit een dag
6 " Waar was iemand zijn hele leven mee bezig? Schuld te ontkennen, zich de schande van het lijf te wassen... Als geen ander wezen was de mens in staat de feiten van zijn persoonlijke geschiedenis zodanig te ordenen, te hergroeperen, omver te liegen, dat ze hem vrijpleitten van alle schuld. Maar in wezen vocht iedereen tegen de schande die het leven sowieso aankleefde. "
― A.F.Th. van der Heijden , Vallende ouders (De tandeloze tijd #1)
7 " Had ik mezelf op dat moment moeten karakteriseren, ik was waarschijnlijk niet verder gekomen dan: ‘Een persoon tussen twee weekends... "
8 " De hemel is de absolute afwezigheid van aardse kwellingen. Een zodanige toestand van rust en vrede en gewichtloosheid, een zo'n absoluut goed, dat er alleen in termen van licht en goud en... en engelenbazuinen over gesproken kan worden. Het is alles maar een metafoor, omdat wij anders geheel sprakeloos zouden zijn. Het paradijs, mijn beste jongen, is de absolute afwezigheid van alles en alles en alles. Want het minste of geringste aanwezige, wat dan ook, zou nog pijn en last betekenen, door de pure aanwezigheid ervan. Het Niets is het hoogste. Niet het Niets dat aan ons voorafging... stel je voor, zeg!... want dat heeft zogezegd geen lading. Nee, het Niets dat op ons bestaan volgt. Het relatieve Niets. Het Niets als afwezigheid van alle pijn die eraan voorafging. Dát Niets vormt de ware verlossing... dát is het paradijs! Men stapt het binnen via de dood. Een dood die, anders dan in het land aan Gods andere zijde, niet herhaald wordt, maar het verder voor eeuwig zal laten afweten, zoals alles, alles en alles en alles, het voor eeuwig zal laten afweten. - Had u verder nog vragen? "